Regelingen rondom het delen van een aansluiting op het net (cable pooling)
Netcongestie op het Nederlandse elektriciteitsnet leidt (of noopt) tot initiatieven om efficiënter met aansluitingen en transportcapaciteit om te gaan. Het delen van aansluitingen – ook wel cable pooling genoemd – is een van de oplossingen die inmiddels in de praktijk én regelgeving zijn doorgedrongen. In het themanummer netwerken van het het Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie (WPNR) (WPNR/7506) gaat onze collega Joris van de Bunt in op de civielrechtelijke aspecten van cable pooling, in het bijzonder: welke afspraken kunnen (ook) zakenrechtelijk worden vastgelegd en welke niet, en zijn daarmee bestand tegen faillissement, overdracht of executie?
Op grond van de regeling Meerdere Leveranciers Op Eén Aansluiting (MLOEA-regeling) is het al enige tijd mogelijk om op één aansluiting meerdere zogenaamde allocatiepunten toe te kennen waardoor op één aansluiting meerdere installaties ieder met een eigen leverancier kunnen contracteren. Vereist hiervoor is (i) dat de aangesloten installaties zich op dezelfde onroerende zaak bevinden en (ii) dat ten aanzien van de aansluiting zelf sprake blijft van één aansluit- en transportovereenkomst met de netbeheerder.
Door middel van een wijziging van de Elektriciteitswet 1998, is er voor windparken op land en zonneweides op land (of een combinatie hiervan) in een belangrijke uitzondering voorzien op het uitgangspunt dat de installaties zich op dezelfde onroerende zaak moeten bevinden. Windparken op land en/of zonneweides op land die zich in elkaars ‘onmiddellijke nabijheid’ bevinden, worden voor de toepassing van de Elektriciteitswet 1998 aangemerkt als één onroerende zaak. Deze fictie bewerkstelligt onder meer dat wordt voldaan aan de eerstgenoemde voorwaarde van de MLOEA-regeling dat sprake moet zijn van dezelfde onroerende zaak. Andere installaties dan windparken op land of zonneweides op land, zoals bijvoorbeeld installaties voor het opslaan of converteren van elektriciteit (waaronder batterijen en waterstofinstallaties), kunnen formeel van de cable pooling-regeling geen gebruik maken, ware het niet dat de Autoriteit Consument en Markt (ACM) op verschillende momenten te kennen heeft gegeven alvast te willen vooruitlopen op de inwerkintreding van de Energiewet waarin dit wel toegelaten zal zijn.
Het ligt het voor de hand dat aangeslotenen ingeval van cable pooling ook de MLOEA-regeling toepassen, zodat zij ieder een eigen leverancier kunnen kiezen. Omdat bij toepassing van de MLOEA-regeling sprake blijft van één aansluit- en transportovereenkomst is het van belang aandacht te hebben voor de vraag wie van de aangeslotenen partij is bij de aansluit- en transportovereenkomst. Hierbij is het essentieel voor de aangeslotenen onderling de afspraken zo vast te leggen dat ze zoveel mogelijk bestand zijn tegen faillissement, overdracht of executie. Niet alleen vanuit het perspectief van de deelnemers, maar ook om financiering mogelijk te maken. In de notariële praktijk wordt daarom gezocht naar juridische structuren met zakelijke werking. Het recht van erfdienstbaarheid is hierbij de meest voor de hand liggende figuur.
Joris bespreekt in zijn bijdrage drie veelvoorkomende afspraken die in het kader van cable pooling worden gemaakt:
- De verplichting tot het instandhouden van de aansluiting en de daarbij behorende infrastructuur en het dulden dat via de aansluiting door de ander wordt ingevoed op het net (instandhoudingsverplichting aansluiting);
- De verplichting tot het instandhouden van de aansluit- en transportovereenkomst en het niet beëindigen of wijzigen ervan (instandhoudingsverplichting aansluit- en transportovereenkomst);
- De verplichting om de productie van de productie-installatie af te schalen, bijvoorbeeld op het moment dat het maximale gecontracteerde vermogen ten aanzien van de aansluiting dreigt te worden overschreden (curtailmentverplichting).
In de bijdrage gaat Joris nader in op de vraag of en hoe deze afspraken kunnen worden vastgelegd met zakelijke werking. Daarbij pleit hij ervoor om bij de beoordeling van zakelijke werking niet strikt vast te houden aan het onderscheid tussen ‘actieve’ en ‘passieve’ verplichtingen, maar te kijken naar het voldoende verband met het registergoed – een benadering die ook in de literatuur steeds meer steun vindt.
Met zijn bijdrage levert Joris een waardevolle impuls aan de verdere ontwikkeling van juridische structuren rondom cable pooling. Een actueel onderwerp, met directe relevantie voor ontwikkelaars, financiers en juristen die zich bezighouden met de energietransitie en de inrichting van ons toekomstige elektriciteitsnet.
Lees de volledige bijdrage in WPNR/7506 of neem contact op met Joris voor meer informatie.